Markt – gastblog Michel Huizenga

Dit artikel is geschreven door Michel Huizenga, en verscheen al eerder op zijn blog Me Myself Michel.

 

Het sollicitatiegesprek vindt plaats in Den Bosch. Het is een lastige verbinding en ik wil per se op tijd komen dus ik zorg dat ik ruim van tevoren vertrek. Omdat ik de aansluiting haal ben ik vroeg op het station en ik besluit om even het mooie oude centrum in te lopen. Vanuit het station rechtdoor, één keer rechts en ik sta aan het begin van de markt. Het ziet er mooi uit hier. Even waan ik mij in de middeleeuwen. De oude historische gebouwen en de aanblik van kraampjes waar vaklieden hun eerlijke handelswaar proberen te verkopen roepen een idyllische sfeer op. Maar als ik de markt op loop valt de werkelijkheid me ruw op mijn dak.

In de praktijk is de marktkoopman een ordinaire schreeuwer die me, voor één eurootje, iets op probeert te dringen dat ik niet wil hebben. Er is geen tijd om te kijken welke groenten er te koop zijn, hoe ze eruit zien, wat ze kosten. Als ik alleen al langsloop is het gelijk: “Wwwat mag het zijn meneer? Zegt u het maar! Drie halen, twee blflfff….” Die onbedwingbare neiging van de marktkoopman om van zijn zooi af te komen. Nooit zal hij de tijd nemen om me te helpen bij mijn keuze. Me vragen: “Wat wilt u eten meneer, waar heeft u vanavond zin in? Een stamppotje misschien? Ik heb nog wel een lekker receptje”. Nooit de voors en tegens met me doornemen en advies uitbrengen over de beste koop. Niets van dat alles. Hij staat te drammen om zo snel mogelijk van me af te zijn. Maar het werkt wel.

In de verwarring bestel ik prei, drie voor een euro. Waarom prei, ik lust geen prei, maar het ligt hier recht voor me voor het grijpen en het is in de aanbieding. “Zal ik er nog een kilootje tomaten bij doen meneer? Prachtige rode tomaten, voordelig ingekocht en het is er echt het weer voor hè?” “Ja tomaten” hoor ik mezelf zeggen. Door mijn hoofd flits ‘veel = voordeel!’, ‘markt = goedkoop!’, ‘daalders zijn guldens enzo!’ . Ik verlaat de kraam met nog een net uien, drie aubergines, vijf bloemkolen, zes courgettes en acht kilo sperziebonen. Als ik de markt afloop komt de bezinning. Sperziebonen lust ik ook niet. Bovendien, waar laat ik al die groente? Ik kan er nog een paar dagen mee doen, maar dan zal het toch echt bedorven zijn en van soep maken komt nooit iets terecht. Weg met dat spul. De prei en de sperziebonen prop ik in de eerste de beste prullenbak die ik tegen kom. Dat scheelt al een stuk. Ik kijk naar de overgebleven groentes in de plastic tas. Weet je wat? De rest mik ik ook weg. Hupsakee de courgettes en aubergines en ui gaan in een andere prullebak en de bloemkolen schop ik de gracht in. Voor de eendjes. Mijn groente haal ik wel ergens bij een supermarkt.

Wat een rust zal het daar zijn. Personeel dat me negeert. Recepten bij de ingang waar op staat wat ik moet kopen. Alle tijd om te zoeken waar alles ligt en mocht ik er niet uitkomen dan staan er kant en klare maaltijden voor me klaar. Heerlijk! Ik neem me voor om nooit meer naar de markt te gaan.

Bij het station ben ik tot mezelf gekomen. Het is al laat, ik moet opschieten als ik op tijd wil zijn voor het gesprek. Met stevige pas en frisse tegenzin ga ik op weg om gekeurd te worden op de banenmarkt.

Laat een reactie achter

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.